De instellingen van de heerlijkheid IJzendoorn
De heerlijkheid IJzendoorn was voor 1795 zo goed als autonoom. Aan het bezit van de heerlijkheid waren allerlei rechten verbonden, zoals de hoge en lage jurisdictie, onderlenen, tijnsen en cijnsen, dijk- en weerdschouw, collatierecht, recht om eigen richter, schout, schepenen, secretaris, buurmeesters, bode etc. aan te stellen, jacht- en visserijrecht, en tenslotte het molenrecht (zie nr. 290).
Het gericht
De oudste vermelding van een richter in IJzendoorn dateert van 1370. Richter Wouter Spirinc wordt terzijde gestaan door drie gerichtslieden. In 1535 wordt Jan Janssen “scholt ende richter” genoemd. Uit latere stukken blijkt dat de begrippen scholt en richter in IJzendoorn door elkaar gebruikt worden. De term gerichtslieden bleef in zwang tot na de Tachtigjarige oorlog; daarna spreekt men in de regel van schepenen. Uit de bewaard gebleven gerichtssignaten vanaf 1666 kunnen we opmaken dat in IJzendoorn slechts enkele malen per jaar de bank werd gespannen (2 tot 4 maal).
Download de bijlage voor het volledige verslag hieronder.
Bezoek ook de site van Frank IJzendoorn; Regesten en transcripties van oude stukken 1281 – 1793