Het Slot
Het Slot te IJzendoorn lag tegenover de kerk net aan de andere kant van de dijk in de Slotswaard. Bij de laatste dijkverzwaring is een deel van het fundament bloot komen te liggen. De vroegste vermelding van het slot dateert uit 1345. In dat jaar werd Willem de Cock van Isendoorn herbeleend door hertog Reinald met het slot en 300 morgen land te IJzendoorn. Deze Willem was een kleinzoon van Rudolf de Cock, heer van Weerdenberg, die in 1280 de bezittingen van zijn schoonfamilie te IJzendoorn had gekocht.
De familie Van Isendoorn kwam aan het eind van de 14e eeuw tot grote bloei, maar met de gevangenneming van Willem heer van IJzendoorn in 1417 te Gorinchem keerde het lot. Willem en zijn vrouw Elsabe van Loenresloot kwamen in grote financiële problemen te verkeren. Het ene na het andere bezit moest worden verkocht. Willem’s enige wettelijke zoon Jacob van Isendoorn moest na de dood van zijn vader “noots halve” afstand doen van de heerlijkheid; hij droeg het op aan Willem van Egmond, heer van Ochten, die het wederom opdroeg aan Jacob van Riemsdijk, de vader van Michiel van Riemsdijk, echtgenoot van Mechteld van Isendoorn, Jacobs zuster.
Het slot te IJzendoorn, gelegen tegenover de kerk in de Slotswaard, gewassen tekening naar C. Pronk. Eerste kwart van de 18e eeuw.
Na de familie Van Riemsdijk vererfde de heerlijkheid in 1515 op Seger van Balveren en in 1535 op Jacob Pieck Daarna volgden drie generaties Herman Pieck In 1638 ontstond een ingewikkelde situatie, omdat de heerlijkheid verdeeld werd onder twee dochters. Wie er precies op het slot woonden is onduidelijk.
In de 18e eeuw kwam de klad in het onderhoud van het adellijke bezit. Gerhardt Hubert van der Cluse heer van Waalre, was door vererving heer van IJzendoorn geworden, maar verpandde zijn bezit aan een burgerlijke partij in Utrecht. Eerst in 1718 had hij zijn schulden afbetaald. Hij verkocht IJzendoorn toen aan Christaen Reijnoudt van Wijhe, heer van Echteld. Daarna kwam het aan baron Van Wassenaer. Het slot te IJzendoorn was als residentie overbodig geworden. Het werd in de tweede helft van de 18e eeuw dan ook gesloopt.
Wat weten we over het kasteel? Heel weinig. De schriftelijke bronnen zwijgen grotendeels over het slot; slechts zelden duikt het even op. Zo lezen we dat Hendrik van Isendoorn in 1562 aan de poort klopt en roept dat hij beleend wil worden met de Hof. Ruim tien jaar daarvoor werd een wetsovertreder veroordeeld tot het slepen van 20.000 stenen op het slot. In 1590 liet de heer van IJzendoorn de paarden van een ongehoorzame landbouwer voeren naar zijn stallen. Vanaf 1630 sliepen bewapende troepen op het adellijke huis. En in 1672 dient het slot als decor voor eedafleggingen. Zo lezen we:
Den 10e maij 1672 heeft Jerephaes Henricks als richter ende schepen der hoge heerlickheijdt Isendoirn, mitsgaeders Adriaen de Haes, Johan Otten Tap, Reijer van Wijck, Johan Gerrits van Westrhenen, Dirck van den Bergh Dircks, Johan van den Bergh als respective schepenen, Johan van Coten als secretaris, Johan Jerephaes als scholtis ende Sander Jans als bode, aen handen van die hooghedelwelgeboren vrouwe Cornelia van de Poll, vrouwe der gedachte heerlickheijdt, voor sooveel haer hooghedel aengaet, den eedt van haar hooghedele ende de heerlickheijdt hou en getrouwe te sijn en te doen, als eerlicke luijden ende gerichtspersonen van de justitie te doen schuldich en gehouden sijn, vernieuwt ende gedaen op den Hoge Huijse tot Isendoirn op dagh en dato als boven….