In inventarisnummer 53 van het Familiearchief Van Riemsdijk - Soeters wordt een bijzonder convenant bewaard dat op 8 juli 1785 werd gesloten tussen Jan Godefriend Pruim en Clara van Riemsdijk-Stolte. Het archief wordt bewaard in het Historisch Centrum Overijssel. Het stuk is bijzonder, omdat het het oudste document is dat betrekking heeft op Hardenberg en waarin een vrouw een belangrijke functie krijgt toegewezen, namelijk die van 'ontvangersche', oftewel de schatkistbewaarder van de directe en indirecte belastingen.

 

Clara Stolte

Clara van Riemsdijk-Stolte

Hieronder laten we de volledige tekst van de overeenkomst integraal getranscribeerd volgen:

 

Alzoo door het overlijden van den verwalter Scholtus en ontvanger des Kerspels Hardenberg J. van Riemsdijk, deszelfs nagelatene weduwe tot het bedienen van het Schoutampt de procurator J.G. Pruim, door den heere Scholtus en ontvanger A.C. baron van Coeverden, wederom zijn aangesteld of gesubstitueerd; invoegen dat door dezelven, ingevolge eene onderling te makene schikking en conventie, aan welgemelden heer Scholtus Van Coeverden ook voortaan moet worden uitgekeerd, eene gelijke summa van zevenhonderd en vijfentwintig guldens jaarlijks, als door wijlen de verw. Scholtus en ontvanger Van Riemsdijk daarvan aan zijn Hoogwelgeb. pleeg uitgekeerd te worden, en, dat zij alle de overige opkomsten en profijten respectivelijk zullen blijven behouden.

 

Zoo is 't, dat wij ondergetekenden tot wederzeggens toe met elkanderen zijn geconvenieerd en overeengekomen, dat de voorzeide uitkeering aan den heer Scholtus van zevenhonderd en vijfentwintig gulden 's jaarlijks (waarvan het eerste jaar zal vervallen op den 9 junij 1700 zes en tachtig, en zoo vervolgens zoo lange wij deze ampten bedienen 's jaarlijks continueren) door ons zal worden gefourneerd en bij elkanderen gebragt; dergestalt: dat ik Clara Stolte, weduwe Van Riemsdijk, de ontvangst op dezelfde voet zal waarnemen als door mijnen wijlen man, voor dat er een vast accoord van uitkeeringe gesloten was, geschied is; te weten, dat ik van de opkomsten en profijten der reëele landsmiddelen aan den heer Scholtus zal uitkeren drie-vijfde parten, en van die der personeele middelen de halfscheid. En, dat ik J.G. Pruim dan verder uit de opkomsten en profijten van het Schoutampt al de rest van de meergemelde zevenhonderd en vijfentwintig guldens, welke er aan de uitkeering van den ontvangst, door de vrouw weduwe Van Riemsdijk als voorzeid te doen, te kort komt, zal suppleren, en aan zijn HoogWelgeb. jaarlijks uitkeren; terwijl ik teffens mede tot mijnen laste neme om het officie-geld van het Schoutampt, en den op het Schoutampt ten profijte van den Heer van Heemse staande pandpenning, jaarlijks of voor den tijd dat ik het Schoutampt administrere, te zullen betalen. Verbindende wij ondergetekenden respectivelijk of een yder voor zich ons hiertoe bij dezen; met belofte, om aan den heer Scholtus ten allen tijde, des requirerende, openinge te zullen geven van den staat des Schoutampts en des ontvangers. Belovende en aannemende ik C. Stolte, wed. Van Riemsdijk ook mede, om voor den ontvangst de nodige en vereischt wordende cautie te zullen stellen. En om aan den heer verw(alter) Scholtus Pruim alle jaaren in de maand van meij met de ontvangst-registers te doen blijken, hoeveel ik tot het op den 9 junij daaraanvolgende verschenen jaar uitkeeringe, ingevolge deze overeenkomste moet contribueren, opdat hij daarna zijne quota, of hoeveel daar als dan tot de meergemelde uitkeeringe voor hem te betaalen nog overblijft, fournere. Zullende wij ondergetekende onze respective aandeelen tot deze uitkeeringe, waarvoor wij ons ook mids dezen, een yder voor het zijne, ten behoeve van den heer Scholtus convenibel en aanspraaklijk stellen, - alle jaaren of zoo lange wij deze ampten respectivelijk administreren, voor den 9 junij van yder jaar bij elkanderen brengen, om ze aan den heer Scholtus te bezorgen. In kennisse der waarheid, hebben wij hier van drie eensluidende acten gemaakt, een voor onzen heer principaal en een voor een yder van ons; en die met onze eigenhandige naamtekeningen bekrachtigd.

 

Actum Hardenbergh, den 8 junij 1700 vijf en tachtig. C. Stolte, wed. Van Riemsdijk


J.G. Pruim

 

 

Ter aanvulling:

 

Het convenant betreft een overeenkomst tussen procureur (advocaat) Jan Godefried Pruim en Clara Stolte, de weduwe van de plaatsvervangende schout Jacobus van Riemsdijk. Pruim werd de opvolger van Van Riemsdijk. De verwalter scholtus (plaatsvervangend schout) was de zaakwaarnemenr van de echte schout van Hardenberg. In die tijd was dat de heer Van Coeverden. Aan hem moest jaarlijks door de verwalter een bedrag van 725 gulden worden uitgekeerd. Uit de akte blijkt dat weduwe Clara het werk van haar overleden man, voor wat betreft het innen van verschillende belastingen, mocht voortzetten. Het bedrag dat ze hiervoor jaarlijks aan Van Coeverden moest betalen, werd bepaald op drie-vijfde van de landelijke- en de helft van de te innen gemeentebelasting. De rest zou worden betaald door Pruim.